Direct naar inhoud

Magdalena
de
kleur
van
je
veren

Een foto, maar wie steekt hierachter, wie ben ik? Mijn naam is Magdalena en op de vraag wie ik ben, zou ik willen antwoorden: gewoon een mens. Net als ieder ander sta ik in de ochtend op, ik ken momenten van vreugde en van verdriet. Ik doe dagelijkse dingen zoals het halen van boodschappen en mijn huis opruimen. Wij hebben als mensen méér gemeen dan dat we verschillen. Zoals elk vogeltje zingt zoals het gebekt is, in kleurenpracht en grootte verschillend, heeft moeder natuur mij een kleur in huid, haar en ogen meegeven.

“Als mens kiezen wij net als de dieren niet ons verenpak, we worden ermee geboren.”

Wel hebben we de vrijheid van de keuze van onze bedekking. Daarin mogen we een keuze maken tussen donkere of lichte kleuren en rustige of kleurrijke patronen. Onze bedekking kan een jas zijn, een hoofddoek of een korte rok. Samen met wat ons door de natuur is geschonken en onze vrije keuzes die de wet mogelijk maakt, mogen we het wezen zijn wie we willen zijn. Dat maakt ons allemaal verschillend, kleurrijk, anders, maar onder de wet wel gelijkwaardig.

“Het mogen zijn wie je voelt te zijn of wil zijn is een recht dat wij voor onszelf en voor anderen als mens moeten waarborgen.”

Nestplaats
Waar ons nestje stond zorgt er deels voor hoe wij als mens door het leven gaan. Ik ben in een multicultureel nest geboren. Een witte moeder met Nederlandse voorouders en een vader uit Suriname met voorouders die ook een eeuwenlange geschiedenis met Nederland deelden, ook al lagen hun oorspronkelijke ‘roots’ in Afrika. Opgroeiend in de jaren 60 was het heel normaal om maatschappelijke onderwerpen te bespreken zoals de onderdrukking in Zuid-Afrika en de segregatie in de VS. Ik heb hierdoor een breder beeld ontwikkeld over verschillende culturen en hun leefwerelden. Geboren en getogen in een wereldstad Amsterdam, waren de scholen bijna tot geheel wit.

‘Dat’ meisje
Als kind ervaar je geen kleur, ja je ziet dat je vader zwart is en je moeder wit, maar een waarde geef je hier niet aan. Dat ga je pas beseffen als anderen je hierop wijzen. Dan voel je, heel ver weg, dat jij toch anders bent. Zo had ik in de 3e klas van de basisschool een goede vriendin. Wij waren beste maatjes en deelden onze geheimpjes. Ze was jarig en mocht wat vriendinnen uitnodigen. Als beste vriendin werd ik natuurlijk uitgenodigd. Mijn moeder had een mooi jurkje gestreken, strikjes in de haren gedaan en daar ging ik, opgewekt en met een leuk cadeautje, naar mijn vriendin.

Bij binnenkomst voelde ik dat haar moeder mij vreemd aan keek, een bijna afkeurende blik, één die ik ook wel eens ervoer in een winkel of op straat. Ondanks de bijna vijandige blikken van de vrouw des huizes, was het een gezellige middag en toch voelde ik mij ongemakkelijk, het was of er iets niet goed aan mij was, wat… dat wist ik niet. Later vertelde mijn beste vriendin mij dat ik niet meer bij haar thuis mocht komen. Als ik haar vroeg wat ik dan fout had gedaan gaf ze aan dat ook niet te weten, maar haar moeder had gezegd: ‘Dat’ meisje mag hier niet meer komen.

Na al die verhalen over andere culturen, wist ik het als kind van 8 wel: ik ga later, als ik groot ben, werken in derdewereldlanden. Helaas, dromen worden niet altijd werkelijkheid en je levenspad loopt soms totaal anders, maar daarom niet minder interessant. Uiteindelijk neem je altijd jezelf en hiermee je dromen mee, waar je ook bent. Er was een huwelijk en ik werd (thuis)moeder, pas veel later rond mijn 40ste ben ik weer gaan studeren: HBO maatschappelijk werk, richting multi-etnisch maatschappelijk werk.

De droom die ik als kind had, het werken met andere culturen, werd toch waarheid.

Mensen uit verschillende werelddelen kwamen naar Nederland. Meer dan 30 jaar heb ik gewerkt met vluchtelingen, waarvan 23 jaar als jeugdbeschermer in de voogdij voor jonge vluchtelingen. Wat heb ik veel mogen leren van mensen uit verschillende werelddelen. Wat mij is bijgebleven in de afgelopen 30 jaar, is dat of je nu in Nederland geboren bent, hier bent gekomen omdat je in je eigen land vervolgd wordt of hebt moet vluchten voor de oorlog, uiteindelijk willen wij als mens allemaal hetzelfde. Als mens een leven in vrede en rust waar je je talenten en eigenheid mag ontwikkelen.

1 juli – Keti koti
Als kind is mij verteld over de slavernij. Het was niet mijn zwarte vader, maar mijn witte moeder, die mijn zus en broer vertelde over de onderdrukking en uitbuiting van ‘het zwarte volk’ zoals mijn moeder hen noemde. Zo liet mijn moeder mij een atlas zien, die zij als kind op school heeft gebruikt.

‘Kijk’: zei mijn moeder, ‘zo worden mensen van kleur afgespiegeld.’

In de atlas werd gesproken over wilden als men het over de inheemse bevolking had. Mijn zwarte vader praatte niet veel over zijn jeugd die hij heeft doorgebracht in de koloniën. Wat mijn vader belangrijk vond, was om zo netjes als mogelijk Nederlands te spreken, je zo Nederlands mogelijk te gedragen, want dan zou je wel geaccepteerd worden. Kritiek op het systeem lag niet in zijn vocabulaire. Als kind opgegroeid in de Nederlandse koloniën, was hij loyaal aan het koloniale gedachtegoed: ‘Gedraag je niet als zwart.’, dan komt het goed.

1 juli het feest van zwart Nederland
Wat mij raakt aan 1 juli, is dat er vaak wordt gesproken over een herdenking van Surinaamse/Antilliaanse mensen. Ook al zijn er meer witte mensen aanwezig dan vroeger, het is zichtbaar dat er meer mensen met Afrikaanse ‘roots’ aanwezig zijn. Dit raakt mij als ik aan 1 juli denk. Stilletjes vraag ik me af: ‘Is er het bewustzijn in ons land, dat het trans-Atlantische slavernijverleden, niet alleen gaat over de uit Afrika vervoerde mensen, maar ook gaat over het systeem dat de mensen naar een totaal ander continent en cultuur vervoerden?’ Is 1 juli om deze reden niet een gedeelde geschiedenis?

Zouden we, als één volk, niet met z’n allen stil moeten blijven staan?

Dat wij als Nederlanders voor de vrijheid van mensen en medemenselijkheid gaan en dat de afschaffing van de Nederlandse slavernij in Nederland om deze reden herdacht en gevierd moet worden. Het antwoord dat ik dan soms krijg is: ‘Wat een onzin! Dat is zo lang geleden. Moeten we dan alles herdenken?’. Maar klopt dit wel? Klopt het, dat als een gebeurtenis lang geleden heeft plaats gevonden, wij deze niet herdenken of vieren? 2000 jaar geleden is er een uniek mens geboren, zijn geboortedag en dood herdenken wij nog elk jaar als nationale feestdag. Tijd is dus niet het ‘issue’.

Een stuk kolonie in de mensen
1 juli is de viering van de afschaffing van de slavernij. Het lijkt dan wel dat, op het moment dat de ketenen zijn doorgeknipt (Keti Koti), al het onrecht hiermee ophoudt te bestaan. Of dat, na de afschaffing op papier, de bevolking als gelijkwaardige en waardevolle Nederlanders werden gezien. Niets was minder waar. Patronen (de geconditioneerde ongeschreven regels) waaronder Surinaamse bewoners leefden veranderden decennialang niet.

Als witte vrouw ging mijn moeder in 1953 met mijn vader mee naar Suriname. De discriminatie die ze had meegemaakt, daar maakte zij zich jaren later nog kwaad over. “Jij was drie en je broer was 5. Met jullie aan de hand liep ik het postkantoor binnen. De mensen stonden netjes in een rij. De hele rij ging opzij, want zo hoorde het als er een witte mevrouw binnen kwam. Ik was zo kwaad en ik zei:

‘Dat moeten jullie niet doen. Dit is verdorie jullie land.’

Maar de mensen keken deze geëmotioneerde witte mevrouw aan en lieten haar voorgaan, zo hoorde het nu eenmaal. Je kunt de wet veranderen, maar zowel in de hoofden van witte mensen, de heersers van een systeem, als in de hoofden van zwarte mensen, die in de koloniën de heerschappijmethodes hebben moeten ondergaan, hebben de eeuwenlange onderdrukking bijna als vanzelf met zich meegedragen. Het is een proces van vele generaties, ‘decolonizing the mind’: noemt men dit proces in het Engels.

1 juli voorbij
Wat ik een mooie gedachte zou vinden, is dat we als inwoners van ons land bewuster zouden omgaan met onze gedeelde geschiedenis. De geschiedenis die plaats heeft gevonden in een deel van Nederland dat wij Suriname en de Antillen noemen. Het heeft op Nederlands grondgebied plaatsgevonden met inwoners die eeuwenlang leefden onder een Nederlands regime, met wetten die in Nederland waren gemaakt. Je kunt niet anders dan spreken over een Nederlandse geschiedenis.

En laten we duidelijk zijn dat niemand als individu in het heden, verantwoordelijk is voor het verleden. Alleen instituties (Zij die toen de wetten maakten die vrije mensen tot slaaf maakten).

Als mens ben je verantwoordelijk voor je gedrag. Geen Nederlandse inwoner hoeft zich schuldig te voelen over een stuk verleden, alleen zij die als instituut voordelen hebben gehad bij het uitbuiten van mensen. Ik hoop dat als we deze gedachte vasthouden, wij als burgers elkaar in de ogen kunnen kijken en met elkaar in gesprek kunnen gaan. Geen verwijten over het verleden – wel bewustwording over het verleden en het heden, dit schept begrip bij zowel wit als zwart. Laten we begrijpen dat na de afschaffing van de slavernij er nog generaties overheen gaan om patronen zoals onbewust racisme, wit privilege, gekoloniseerde patronen in de ‘mind’ (zoals witter is beter) geheel te doorbreken.

Laten we samen zoeken naar methodes om ervoor te zorgen dat racisme en discriminatie als lelijk en mensonwaardig worden ervaren. Laten we de jongeren van nu bewust maken over ons gemeenschappelijk verleden en de patronen van racisme die met dit verleden te maken hebben. Laten wij in onze steden meer bijeenkomsten creëren zodat we op een positieve, constructieve manier over dit onderwerp met elkaar in gesprek kunnen gaan. Bewustwording over een gemeenschappelijk verleden moet niet een angst zijn om er over te praten.

Als wij vinden dat ‘17 miljoen mensen op dit kleine stukje aarde in hun waarde gelaten moeten worden’ hoe mooi zou het dan zijn als 1 juli niet een herdenking en feest is van een deel van de Nederlanders (de zwarte Nederlanders) maar een bevrijdingsfeest van ALLE Nederlanders!

Magdalena