Omgekeerde bewijslast bij discriminatie houdt in dat de verantwoordelijkheid voor het bewijzen van het ontbreken van discriminatie verschuift van het slachtoffer naar de vermeende discriminerende partij. In plaats van dat het slachtoffer moet aantonen dat er sprake is van discriminatie, ligt de bewijslast bij de partij die beschuldigd wordt van discriminatie. Dit wordt vaak toegepast in situaties waarin het moeilijk is voor het slachtoffer om overtuigend bewijs te leveren.
Het idee achter omgekeerde bewijslast bij discriminatie is om gelijke kansen te bevorderen en de bescherming van kwetsbare groepen te versterken. In traditionele bewijslastsituaties moet het slachtoffer aantonen dat er sprake is van discriminatie, wat vaak lastig is vanwege het gebrek aan direct bewijs of omdat discriminatie subtiel kan zijn.
Omgekeerde bewijslast kan op verschillende manieren worden toegepast, afhankelijk van de wetgeving en juridische systemen in verschillende landen. Het kan bijvoorbeeld worden toegepast in arbeidsrechtelijke zaken, waar een werknemer moet bewijzen dat hij of zij wordt gediscrimineerd op basis van bijvoorbeeld geslacht, ras, religie of handicap. Met omgekeerde bewijslast zou in dergelijke gevallen de werkgever moeten aantonen dat er geen sprake is van discriminatie.
Het doel van omgekeerde bewijslast is om de bescherming van individuen tegen discriminatie te versterken en de last voor slachtoffers te verminderen. Het kan helpen om gelijke kansen te bevorderen en discriminatie effectiever aan te pakken.
Ook het iemand ter verantwoording roepen en een spiegel voorhouden kan echt impact hebben en gedrag doen veranderen. Dus laat vermoedens van discriminatie niet zomaar gaan, maar laat juist van je horen. Samen kunnen we er werk van maken. Elke melding is belangrijk: zo krijgen we ook inzicht in waar en wat er beter kan en moet!