Grondwet artikel 1
“Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.”
Dit artikel richt zich in eerste instantie tot de overheid. De overheid mag niet discrimineren.
Gelijkebehandelingswetgeving
Artikel 1 van de Grondwet is uitgewerkt in andere wetten, die samen de gelijkebehandelingswetgeving vormen:
- Algemene wet gelijke behandeling (AWGB), beschermt personen die gediscrimineerd worden op grond van: godsdienst/levensovertuiging, politieke gezindheid, ras/herkomst, nationaliteit, burgerlijke staat, geslacht en seksuele gerichtheid;
- Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (WGBH/CZ);
- Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd (WGBL);
- Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen (WGB);
- Wet onderscheid arbeidsduur (WOA);
- Wet onderscheid bepaalde en onbepaalde tijd (WOBOT);
- Wet onderscheid bepaalde en onbepaalde tijd voor ambtenaren (eveneens WOBOT);
- Artikel 7:646 t/m 7:649 van het Burgerlijk Wetboek: hebben betrekking op de arbeidsovereenkomst en beschermen de melder tegen victimisatie;
- Artikel 125g en 125h van de Ambtenarenwet: hebben betrekking op de arbeidsovereenkomst met ambtenaren.
Strafrecht
Artikel 90quater Sr geeft een algemene definitie van discriminatie voor het wetboek van Strafrecht.
In het wetboek van strafrecht zijn bepaalde discriminatievormen strafbaar gesteld, bekend als discriminatiefeiten:
- Aanzetten tot haat, discriminatie of geweld (art. 137d);
- Belediging van een groep in het openbaar (art. 137c);
- Openbaar maken en verspreiden van materiaal met discriminerende inhoud (art. 137e);
- Deelname of steun aan activiteiten/organisaties gericht op discriminatie (art. 137f);
- Het in de uitoefening van een ambt, beroep of bedrijf opzettelijk discrimineren van personen wegens hun ras (art. 137g);
- Het in de uitoefening van een ambt, beroep of bedrijf discrimineren wegens ras, godsdienst, levensovertuiging, geslacht of hetero- of homoseksuele gerichtheid (art. 429quater).
Naast deze discriminatiefeiten wordt er ook gesproken over ‘commune delicten’, zoals het beledigen van een politieagent, ‘met een discriminatoir aspect’; de belediging gaat dan over de huidskleur van de agent bijvoorbeeld. Het discriminatoire aspect kan gelden als strafverzwarende omstandigheid.
Zie ook: het Wetboek van Strafrecht (WvSr).
De internationale wetgeving
De internationale wetgeving betreft regels waar overheden zich aan moeten houden en geldt niet voor burgers onderling. Vanuit de VN kennen wij het Universeel Verdrag voor de Rechten van de Mens (UVRM). Dit verdrag is aangenomen in 1948 en de eerste internationale bevestiging dat mensenrechten universeel zijn. De UVRM is niet juridisch bindend. Desalniettemin wordt er in andere instrumenten zo vaak naar verwezen, dat de inhoud voor een groot deel wel juridisch bindend is gemaakt.
Naast de UVRM kent de VN nog een negental kernverdragen waarin de verschillende mensenrechten meer gedetailleerd zijn ondergebracht:
- Internationaal Verdrag inzake burgerlijke en politieke rechten (IVBPR).
- Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten (IVESCR).
- Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie (CERD).
- Internationaal Verdrag voor de uitbanning van alle vormen van vrouwendiscriminatie (CEDAW, ofwel Vrouwenverdrag).
- Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende vormen van bestraffing (CAT).
- Internationaal Verdrag voor de rechten van het kind (CRC, ofwel Kinderrechtenverdrag).
- Internationaal Verdrag tegen gedwongen verdwijningen (CED).
- Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (CRPD).
- Internationaal Verdrag over de bescherming van de rechten van alle migrerende arbeiders en hun familieleden (CMW).
De CMW is door Nederland (nog) niet ondertekend.
De Raad van Europa heeft ook enkele verdragen en regels opgesteld waaraan elke lidstaat (van de Raad en/of de Europese Unie) en Europese instelling zich dient te houden en waarin het discriminatievraagstuk besloten ligt. Hiervan is de meest bekende het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Dit verdrag gaat over fundamentele vrijheden en het verbod op discriminatie.
Hiernaast kent de Europese Unie nog verscheidene regelingen om discriminatie te bestrijden en te voorkomen, terug te vinden in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VwEU), het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en Handvest voor Grondrechten van de Europese Unie.
Wet gemeentelijke antidiscriminatie voorzieningen (WGA)
Een gemeente moet inwoners toegang bieden tot een antidiscriminatievoorziening voor onafhankelijke bijstand bij de afwikkeling van hun klachten betreffende discriminatie.